Dit zijn de namen
Tommy Wieringa
Samenvatting:
Het verhaal bestaat uit twee verhaallijnen, die elkaar
steeds afwisselen. Voor het gemak heb ik ze gescheiden samengevat.
Pontus
Beg:
Pontus Beg woont in een grensstad genaamd Michailopol,
liggend in Oekraïne. Het lijkt net alsof het volledig afgesloten is van de rest
van de wereld; alsof de tijd er (gedeeltelijk) stil heeft gestaan. Beg is een
politiecommissaris, die het geluk zoekt bij zijn huishoudster, met wie hij
maandelijks het bed deelt. Beg heeft geen vrouw en kinderen, maar heeft wel
merkwaardige voorkeuren, zoals de wijsheden van filosoof Confucius. Omdat Beg
bij de politie werkt, heeft hij een niet al te uitbundig leven, waar hij soms
best jaloers op is. Hij verlangt stiekem naar een trampolineleven, zoals die
van menig junks; van hoog naar laag en andersom, totdat alle tanden uit hun
mond gerot zijn. Hieruit blijkt wel, dat hij voor zijn leeftijd (53 jaar) het
niet echt naar zijn zin heeft. Naast mentale ontevredenheid, heeft hij ook nog
eens last van slechte doorbloeding naar zijn benen.
Op een dag sterft er in zijn stad een (joodse) rabbijn, die
hij op joodse wijze moet begraven. Hij zoekt naar andere joden in zijn stad, en
daar vindt hij een nog oudere rabbijn, die geen goed woord over de andere
rabbijn te spreken heeft. Het feit dat die rabbijn hem wel begraaft, roept bij
Beg een oud liefdesversje op, wat hij als kind veel gezongen heeft; het is
zelfs een Jiddisch versje. Dit zet hem aan het denken. Hij gaat zelfs zo ver,
dat hij de Thora gaat bestuderen.
Dát is de vredelievende kant van Beg; hij kan ook een
keiharde man zijn. Hij houdt een vrachtwagenchauffeur aan, die volgens hem te
hard gereden heeft. Wanneer de chauffeur niet meewerkt, mept Beg hem bont en
blauw, waarna de lading gestolen wordt, en Beg zelf een vergoeding ontvangt.
Want ja, zo werkt het in Oekraïne. En toch wil Beg Jood worden; hij doet er
alles aan om het te worden.
De
vluchtelingen:
Een groep vluchtelingen van veertien mensen heeft de grens
over kunnen steken met een vrachtwagen; dat denken ze in ieder geval. Vlakbij
de grens zijn ze erachter gekomen dat ze in de val gelopen zijn, en dat ze
helemaal niet bij een beter land aangekomen zijn. Er staat hen een barre tocht
te wachten, maar tijdens de tocht zijn er nog maar zeven mensen over; blijkbaar
zijn zeven mensen op het begin afgehaakt. De zeven mensen worden wel op een
herkenbare wijze genoemd: de lange man, de man uit Asjchabad, ene Vitaly, een Ethiopiër,
een jongen en een vrouw. De groep sterft zowat van de honger en de dorst, maar
weten toch te overleven. De Ethiopiër wordt buitengesloten, vanzelfsprekend
door zijn donkere huidskleur. Dit wordt nogmaals versterkt wanneer de Ethiopiër
een andere man aanraakt, waarop er na een paar dagen zweren ontstaan. Vanaf dat
moment wordt er niet eens meer naar de Ethiopiër gekeken. Ondertussen sterft de
lange man ook nog, maar ze gaan rustig verder. Op een ochtend wordt de jongen
wakker, en ziet hij de Ethiopiër liggen, met het hoofd van de romp gescheiden.
Niemand vertelt wie het gedaan heeft. Het opmerkelijke is het feit dat ze het
hoofd meenemen; dit doen ze omdat ze denken dat het hoofd hun de weg wijst naar
het beloofde land. De vrouw blijkt zwanger geworden te zijn.
Uiteindelijk
komen deze twee verhalen samen:
De groep zwervers zijn aangekomen in Michailopol, maar omdat
ze er net als geesten uitzien, schrikt het de bevolking flink af; ze lijken net
als gevangenen van een concentratiekamp. De burgemeester wil graag dat ze
opgepakt worden, maar zelfs bij de politie wekt het afschuw op. Vandaar dat ook
Beg zich er mee gaat bemoeien. Beg is ondertussen een (bijna volledige) Jood
geworden, en is ook veranderd. Ook Beg vindt het hoofd van de Ethiopiër, en
krijgt ook in de gaten dat het een relikwie is. De vluchtelingen willen
nauwelijks iets vertellen; alleen uit de jongen weet Beg nog iets te krijgen.
Zo komt ineens een verhaal boven water over een eenzaam huis op de steppe, met
een groot kippenhok, die de vluchtelingen helemaal leeggeroofd hebben, en de
eigenaresse achtergelaten hebben zonder iets. De vrouw krijgt een kind, maar
overleeft het zelf niet.
Uiteindelijk (na een aantal jaren) neemt Beg het kind mee
naar de grens; hij wil laten zien waar het jongetje uiteindelijk naartoe zal
moeten gaan. Het jongetje zal dan wel eerst Jood moeten worden. Het jongetje
gaat ermee akkoord, waarmee het verhaal hoopvol eindigt.
Mijn mening:
Ik begon het boek hoopvol te lezen, als aanrader van mijn
docente Nederlands. Het duurde echter wel even voordat ik het verhaal begreep.
Na een paar hoofdstukken kwam ik erachter dat het boek uit twee verschillende
verhaallijnen bestaat, die totaal los van elkaar afspelen. Toen ik dat eenmaal
wist, was het makkelijker switchen tussen de twee. Ik vond het wel een vreemd
verhaal: soms leek het net alsof het verhaal zich dertig jaar geleden
afspeelde, en af en toe kreeg ik dan toch weer de aanwijzingen dat het in het
heden afspeelde. Die verwarring werd alleen maar groter toen de twee verhaallijnen
bij elkaar kwamen. Ik kon me gewoon niet voorstellen dat deze verhalen zich in
hetzelfde land kunnen afspelen. Het was daarom juist een verheldering voor me:
er spelen blijkbaar veel dingen af die wij niet te horen krijgen. Er zijn dus
ook veel landen (zelfs in Oekraïne) waar nog in mensen gehandeld wordt.
Daarnaast schrijft Tommy Wieringa op een hele fijne manier;
veel metaforen en beeldspraak, en alles wat er verteld wordt wordt uitvoerig
beschreven; zelfs de meest irrelevante onderwerpen. Dat zorgde ervoor dat het
boek (uiteindelijk) heel lekker weglas; ik was binnen een paar uur er helemaal
doorheen.
Het karakter van Pontus Beg verandert naarmate het verhaal
vordert: dit is een belangrijke verandering in het verhaal. Hij begint als een
harde politieman en eindigt als een vriendelijke, joodse man, die een kind het
“beloofde land” aanwijst. Een mooie verandering, misschien ook wel een
voorbeeld voor iedereen.
In het verhaal waren een paar elementen uit het
christelijke/joodse/islamitische geloof opgenomen, die niet zomaar te herkennen
waren; in een aantal recensies werd het aangehaald. Na het lezen van de
recensies kon ik het toch wel herinneren. Het was heel subtiel aangebracht; als
niet-gelovige was het nauwelijks te ontdekken.
Het boek was terecht een literair hoogstandje, net zoals
vele recensenten opperden. Er is zelfs een recensent die zei: “Het stijgt boven
het Nederlandse niveau uit.” Ik denk dat deze recensie genoeg zegt. Het was een
goed boek, met een mooie boodschap.
Argumentatieschema:
Standpunt
|
Het is een boek op een hoog niveau!
|
Argument 1
|
Dit zijn de namen is
een boek dat je met volle aandacht moet lezen om het goed te begrijpen.
|
Subargument 1.1
|
Het boek bestaat uit twee verhaallijnen, die in eerste
instantie volledig van elkaar gescheiden zijn, en uiteindelijk toch in elkaar
vervlechten. Dit is een kunstwerk an sich.
|
Subargument 1.2
|
Er wordt veel gebruik gemaakt van metaforen en andere
manieren van beeldspraak.
|
Argument 2
|
De hoofdpersoon maakt een positieve verandering mee.
|
Subargument 2.1
|
Pontus Beg begint als rauwe, harde politieman zonder enige
vorm van medelijden. Beg wordt geïnspireerd door het Joodse geloof, en wordt
uiteindelijk een vredelievend mens, die een kind een leven in het Beloofde Land gunt.
|
Argument 3
|
Het verhaal brengt een positieve boodschap met zich voort.
|
Subargument 3.1
|
Het boek laat zien dat iemand (die al op middelbare
leeftijd is) nog een hele verandering kan doorstaan, en ineens goed voor de
mens kan zijn. Het Joodse geloof heeft daar wel invloed in gehad, maar het
laat zien dat iedereen dat kan, en dat het geloof (in de meeste gevallen) een
positieve invloed heeft op de mens.
|
Reacties
Een reactie posten